De rechters van het Grondwettelijk Hof hebben zopas voor de tweede maal het regeringsexemplaar van het ontwerp van organieke wet betreffende de grondwettigheid van wetten aangepast.
Deze keer voerden de wijzen van het Hof als reden een vormgebrek aan, namelijk de niet-overeenstemming van het proces van goedkeuring van de tekst met de bepalingen van de Grondwet. De regering zal dus natuurlijk terug moeten naar af, maar deze wetgevingsperiode is een heel goed teken voor het functioneren van de instellingen en hun mate van respect voor hun prerogatieven en onafhankelijkheid van elkaar. Toevallig gebeurde dit op een moment dat er onder parlementariërs al enkele dagen een debat woedt over de relatie tussen de wetgevende macht en bepaalde zogenaamde onafhankelijke instellingen of organen.
Sommige gekozen functionarissen waren dan ook beledigd dat de plaatsvervangend voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie niet de moeite nam om naar het halfrond te gaan om het jaarverslag aan de parlementariërs te presenteren. Anderen uitten dezelfde bezwaren tegen andere instanties die eenvoudigweg schriftelijke kopieën van hun rapporten indienden. Ongeacht hun technische inhoud, hun lot, de argumenten en standpunten van elkaar, dit soort debat is absoluut heilzaam en het is het teken van een constructieve interactie tussen de instellingen waarbij de evenwichtskrachten worden bewaard. Dit wordt nagestreefd door de scheiding van machten.